De ademhalingspieren

De ademhalingsspieren zorgen er voor dat we kunnen ademen.
De twee belangrijkste ademhalingsspieren zijn (1) het middenrif, (2) de externe tussenribspieren, en (3) de interne tussenribspieren. Het middenrif is een grote spier die aan de onderste ribben en de wervelkolom vastzit. In rust vormt het een soort koepel. De tussenribspieren lopen van rib naar rib.

Ademhalingsspieren

Ademen betekent dat het volume van de longen groter en kleiner wordt. Daardoor stroomt er lucht in en uit de longen.

De ademhalingsspieren in rust

In rust (bijvoorbeeld na een normale uitademing) zijn de ademhalingsspieren ontspannen. De luchtdruk binnen en buiten de longen is ongeveer gelijk, en de longen zijn relatief klein.

Inademen

Bij de inademing spannen de ademhalingsspieren zich. Het middenrif trekt de longen naar beneden. en de externe tussenribspieren maken de borstkas groter. Omdat het volume van de longen toeneemt, ontstaat er onderdruk, en wordt lucht  de longen ingezogen.

De inademing

Uitademen

Uitademen is normaal gesproken niets anders dan het weer ontspannen van deze ademhalingsspieren.

De uitademing

Actief uitademen

Maar je kan ook actief uitademen. Daarvoor gebruik je vooral de binnenste tussenribspieren (zie tekening). Die kunnen aanspannen en daarmee de borstkas en de longen extra klein maken.

Actief uitademen

Zo kan je geforceerd uitademen. Bijvoorbeeld tijdens hoesten, zware sport of wanneer je ballonnen opblaast.


Heb je vragen op opmerkingen Stel ze hier

Reactie plaatsen