Longen
De longen bestaan vooral uit lege ruimte (zoals bij een spons) en zijn zeer elastisch.
Bij de mens is de rechterlong wat groter en heeft drie longkwabben. De linkerlong is iets kleiner (omdat het hart links van het midden zit) en heeft bijna altijd maar twee kwabben.
De luchtwegen
Vanaf de keel loopt (1) een luchtpijp (of trachea) richting onze longen.
Dichtbij de longen verdeeld deze luchtpijp zich in (2) twee grote luchtwegen (of bronchiën), die elk een long binnengaan. Rondom de grotere luchtwegen liggen kraakbeenringen. Die zorgen er voor dat de luchtwegen ook bij een sterke ademhaling open blijven staan.
Binnen een long (3) vertakken de luchtwegen zich steeds verder. De kleinere luchtwegen noemt men bronchiolen. Na ongeveer 23 keer vertakt te zijn bereikt een luchtweg de longblaasjes.
De longblaasjes
De (4) longblaasjes (of alveolen) liggen als druiventrosjes aan het eind van de luchtwegen. Ze zijn bijzonder klein (ongeveer 0,2 millimeter in doorsnee). Er wordt geschat dat we 300-800 miljoen longblaasjes hebben, met een gezamenlijke oppervlakte van rond 80-90 m2.
De longblaasjes hebben een dunne, elastische wand en zijn omwikkeld door een netwerk van kleine bloedvaten (haarvaten).
Het hart pompt (5) zuurstofarm, koolzuurgasrijk bloed naar de longen (dat wordt vaak blauw getekend).
Dit bloed stroomt langs de longblaasjes, neemt zuurstof op en staat koolzuurgas af (dat we daarna uitademen), en (6) stroomt verder. Het wordt dan vaak rood getekend.
Dit zuurstofrijke bloed verlaat de longen en stroomt naar alle cellen van het lichaam, waar het zuurstof afgeeft (en koolzuurgas opneemt).